Art. 157. § 1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat waar een Belgische kredietinstelling een bijkantoor heeft gevestigd of werkzaamheden uitoefent als bedoeld in artikel 4, in het kader van het vrij verrichten van diensten, de toezichthouder ervan in kennis stellen dat de wettelijke bepalingen die van toepassing zij in deze lidstaat en waarop zij toezicht uitoefenen in uitvoering van Richtlijn 2013/36/EU, worden overtreden, treft de toezichthouder zo spoedig mogelijk alle passende maatregelen, als bedoeld in de artikelen 234 tot 236, of doet hij deze maatregelen treffen, teneinde deze toestand te verhelpen.
Art. 157. § 1 . Lorsque les autorités compétentes d'un autre Etat membre dans lequel un établissement de crédit belge a établi une succursale ou exerce des activités bancaires visées à l'article 4, sous le régime de la libre prestation de services, saisissent l'autorité de contrôle de violations des dispositions légales applicables dans cet Etat membre sous leur contrôle en exécution de la Directive 2013/36/UE, l'autorité de contrôle prend ou fait prendre, dans les plus brefs délais, toutes les mesures appropriées prévues aux articles 234 à 236, en vue de remédier à ces manquements.