Wanneer een exploitant van veerboten goederen laadt in lidstaat A en deze vervolgens aan boord wenst te verkopen terwijl de veerboot zich in internationale wateren bevindt op weg van lidstaat B naar lidstaat C, is er geen rechtsgrondslag voor de belasting van deze verkopen tegen het in lidstaat A toepasselijke tarief. Aangezien de goederen niet bestemd zijn om naar de lidstaat van vertrek te worden teruggebracht, dienen zij overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, in lidstaat B en vervolgens in lidstaat C te worden belast.
Si un exploitant de transbordeurs embarque des biens dans l'Etat membre A et veut ensuite les vendre à bord pendant que le transbordeur traverse des eaux internationales entre l'Etat membre B et l'Etat membre C, il n'existe pas de base juridique pour taxer ces ventes au taux applicable dans l'Etat membre A. Etant donné que les biens ne sont pas destinés à être ramenés dans l'Etat membre de départ, ils doivent être taxés dans l'Etat membre B et ensuite dans l'Etat membre C, conformément à l'article 7, paragraphes 1 et 2.