31. is van mening dat de uitoefening van de in de lidstaten, in IAO-verdragen en in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie erkende grondrechten, met inbegrip van het recht om onderhandelingen te voeren over collectieve overeenkomsten, deze overeenkomsten te sluiten en af te dwingen, alsmede het recht om industriële actie te ondernemen niet in gevaar mag worden gebracht;
31. estime que l'exercice des droits fondamentaux reconnus dans les États membres, dans les conventions de l'OIT et dans la charte des droits fondamentaux de l'Union européenne, y compris le droit de négocier, de conclure et d'appliquer des conventions collectives et le droit de mener des actions syndicales, ne saurait être remis en question;