Hierbij wordt het soevereine recht van de lidstaten bevestigd om een cultureel beleid te ontwikkelen teneinde enerzijds `de diversiteit van de cultuuruitingen te beschermen en te bevorderen' en anderzijds `de voorwaarden te scheppen waarin culturen zich kunnen ontplooien en vrij met elkaar in wisselwerking kunnen staan, en elkaar aldus wederzijds kunnen verrijken'.
À cette fin, elle réaffirme le droit souverain des États d'élaborer des politiques culturelles en vue de « protéger et promouvoir la diversité des expressions culturelles », d'une part, et de « créer les conditions permettant aux cultures de s'épanouir et interagir librement de manière à s'enrichir mutuellement », d'autre part.