4. Globaal waarborgt artikel 1, paragraaf 1, 1ste- lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum het recht op het bestaansminimum aan iedere Belg. Daar para- graaf 2 van hetzelfde artikel aan
de Koning de moge- lijkheid toegekend heeft om , onder de door Hem bepaalde voorwaarden, het recht op een bestaansmi- nimum uit te breiden tot personen die de Belgische nationaliteit niet bezitten, werd, krachtens de konink- lijke besluiten van 8 januari 1976 en 27 maart 1987, dit recht toegekend aan : - degenen die het voordeel genieten van de toepas- sing van de Verordening (EEG) nr. 1612/68 van 15 oktober
...[+++] 1968 van de Raad van de Europese Gemeenschappen, betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap; - de staatlozen; - de erkende vluchtelingen.4. De manière générale, l'article 1er, paragra- phe 1er, alinéa 1er, de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d'existence garantit le droit au minimex à tout citoyen belge. Le paragra- phe 2 du m
ême article ayant reconnu au Roi la pos- sibilité d'étendre, dans les conditions fixées par lui, le droit à un minimum de moyens d'existence à des personnes ne possédant pas la nationalité belge, se sont vu reconnaître ce droit en vertu des arrêtés royaux des 8 janvier 1976 et 27 mars 1987 : - les personnes qui bénéficient de l'application du Règlement (CEE) n° 1612/68 du 15 octobre 1968 du Conseil des Communautés europ
...[+++]éennes relatif à la libre circulation des travailleurs à l'intérieur de la Communauté; - les apatrides; - les réfugiés reconnus.