De verzoekende partijen in de zaak nr. 1998 zijn van mening dat het argument ontleend aan het feit dat de minderjarigen niet met de kansspelen in de inrichtingen van klasse III mogen spelen, niet pertinent is en dat het vaststaat dat de verkoper van biljetten van de Nationale Loterij in werkelijkheid geen enkel dergelijk risico van vernietiging loopt en nog minder het risico van gerechtelijke vervolging.
Les requérants dans l'affaire n° 1998 estiment que l'argument tiré de ce que les mineurs ne peuvent jouer aux jeux de hasard dans les établissements de classe III est dénué de pertinence et qu'il est constant que le vendeur de billets de la Loterie nationale ne court, en réalité, aucun risque d'annulation de ce type, et encore moins de poursuites pénales.