55. onderstreept dat geen enkele immuniteit, zoals erkend onder artikel 41, lid 2 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, ooit de mogelijkheid van straffeloosheid mag bieden aan personen die beschuldigd worden van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid of genocide, en maakt zich bezorgd over het feit dat enkele regio's van de wereld zwaar ondervertegenwoordigd zijn binnen de groep van landen die het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof hebben ondertekend;
55. souligne qu'aucune immunité telle que reconnue en vertu de l'article 41, paragraphe 2 de la Convention de Vienne du 18 avril 1961 sur les relations diplomatiques ne devrait autoriser la possibilité de l'impunité pour tout individu accusé de crime de guerre, de crime contre l'humanité ou de génocide et note avec préoccupation que certaines régions du monde sont toujours très sous-représentées au sein du groupe de pays qui ont signé et ratifié le statut de Rome de la CPI;