1. Indien er bewijs is van een ernstige en onvoorziene bedreiging voor de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem als gevolg van visserijactiviteiten, die zich voordoet in wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van een lidstaat, waarbij elk te langdurig uitstel zou leiden tot schade die moeilijk te herstellen zou zijn, kan die lidstaat noodmaatregelen nemen waarvan de geldigheidsduur ten hoogste drie maanden bedraagt.
1. S'il existe des preuves qu'une menace grave et imprévue, résultant des activités de la pêche, pèse sur la conservation des ressources aquatiques vivantes ou sur l'écosystème marin, dans les eaux relevant de la souveraineté ou de la juridiction d'un État membre, et que tout retard risque de causer des dommages difficiles à réparer, ledit État membre peut adopter des mesures d'urgence, pour une durée maximale de trois mois.