Om evenwel aanspraak te kunnen maken op een deel van die kinderbijslag heeft hij echter geoordeeld dat de ouder banden dient te blijven onderhouden met het geplaatste kind, hetgeen in voorkomend geval door de rechter kan worden beoordeeld (Parl. St., Senaat, B.Z. 1961, nr. 80, p. 10; Parl. St., Kamer, 1958-1959, nr. 192/4, p. 2).
Toutefois, le législateur a estimé que pour pouvoir prétendre à une partie des allocations familiales, le parent doit continuer à entretenir des rapports avec l'enfant placé, ce qui, le cas échéant, peut être apprécié par le juge (Doc. parl., Sénat, S.E. 1961, n° 80, p. 10; Doc. parl., Chambre, 1958-1959, n° 192/4, p. 2).