Dat recht veronderstelt dat in een strafprocedure geen gebruik wordt gemaakt van bewijs verkregen door methodes van onbehoorlijke dwang in weerwil van de verdachte (EHRM, 3 mei 2001, J.B. t. Zwitserland, § 64; 17 december 1996, Saunders t. Verenigd Koninkrijk, § 68).
Ce droit implique que, dans une procédure pénale, il n'est pas recouru à une preuve obtenue par la contrainte ou les pressions au mépris de l'accusé (CEDH, 3 mai 2001, J.B. c. Suisse, § 64; 17 décembre 1996, Saunders c. Royaume-Uni, § 68).