Landbouwers moeten vanuit economisch- en milieustandpunt concurrerend zijn, met andere woorden, in de manier waarop zij hun natuurlijke hulpbronnen, de bodem en het water waarmee zij werken beheren, maar ook ten aanzien van sociale aspecten, verband houdende met het scheppen of behoud van werk op het platteland.
L’agriculteur doit être compétitif du point de vue économique, du point de vue environnemental, c’est-à-dire quant à la manière dont il gère ses ressources naturelles, le sol et l’eau avec lesquels il travaille, mais aussi eu égard aux aspects sociaux liés à la création ou au maintien de l’emploi en milieu rural.