Het model begint met een risicovrije rentevoet (hier die van staatsobligaties met een restlooptijd van tien jaar, dat wil zeggen 8,26 %
tegen eind 1991) en telt daar de risicopremie voor het eigen vermogen bij op, die wordt berekend
aan de hand van de marktcijfers (in dit geval tussen 3,0 en 4,0 %); deze waarde wordt gecorrigeerd met een factor die een weerspiegeling vormt van het systematische risico van de onderneming in kwestie met betrekking tot de gehele markt (die variabele bedraagt in dit geval 0,77 % en is berekend op grond v
...[+++]an de marktresultaten van twee Duitse banken, de BHF-bank en IKB).
Celui-ci part d'un taux d'intérêt sans risques (ici, celui d'emprunts fédéraux d'une durée résiduelle de dix ans, soit 8,26 % à la fin 1991) et l'ajoute à la majoration afférente aux risques sur les capitaux propres, calculée à partir des données du marché (soit 3 à 4 %); de cette valeur est soustrait un facteur qui reflète le risque systématique de l'entreprise concernée par rapport à l'ensemble du marché (la variable est ici de 0,77 %; elle a été calculée sur la base des résultats de deux banques allemandes, la BHF-Bank et l'IKB).