4. Landbouwers van wie het subsidiabele landbouwareaal van het bedrijf voor meer dan 75 % uit blijvend grasland of blijvend weiland bestaat, voor de teelt van grassen of andere kruidachtige voedergewassen wordt gebruikt, of gedurende een aanzienlijk deel van het jaar wordt beteeld met gewassen die onder water staan en waar de resterende subsidiabele landbouwgrond maximaal 50 hectaren bestrijkt, zijn vrijgesteld van de in de artikelen 30 en 32 vastgelegde verplichtingen.
4. Lorsque plus de 75 % des surfaces agricoles admissibles de l'exploitation sont des prairies permanentes ou des pâturages permanents, ou qu'ils sont consacrés à la production d'herbages ou d'autres plantes fourragères herbacées ou encore à des cultures sous eau pendant une grande partie de l'année et que le reste des terres agricoles admissibles n'excède pas les 50 hectares, les agriculteurs concernés sont dispensés des obligations prévues aux articles 30 et 32.