Heeft die bepaling uitsluitend betrekking op § 2 en op het feit dat het bevel tot medebrenging werd gegeven of dat een verschijning in persoon is bevolen, of slaat het integendeel op het geheel van de procedure ten gronde ?
Cette disposition a-t-elle trait seulement au § 2, et au fait qu'un mandat d'amener a été rendu ou une comparution en personne ordonnée, ou au contraire à l'ensemble de la procédure au fond ?