Ofschoon uit de bepalingen van die twee richtlijnen in verband met de bewijslast kan worden afgeleid dat de strafprocedures niet worden uitgesloten (artikel 10, lid 3, van de richtlijn 2000/78/EG; artikel 8, lid 3, van de richtlijn 2000/43/EG), volgt uit het geheel van de richtlijnen dat de keuze van de meest geëigende procedure aan de lidstaten toekomt.
S'il peut se déduire des dispositions de ces deux directives qui concernent la charge de la preuve que les procédures pénales ne sont pas exclues (article 10, paragraphe 3, de la directive 2000/78/CE; article 8, paragraphe 3, de la directive 2000/43/CE), il ressort de l'ensemble des directives que le choix de la procédure la plus appropriée appartient aux Etats membres.