C. gelet op artikel 18 van het Internationaal V
erdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966 : « Een ieder heeft het recht op vrijheid van denken, geweten en go
dsdienst. Dit recht omvat mede de vrijheid een zelf gekozen godsdienst of levensovertuiging te hebben of te aanvaarden, als
mede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of levensovertuiging tot uiting te brengen door de eredienst, het onderhouden van
...[+++]de geboden en voorschriften, door praktische toepassing en het onderwijzen ervan».
C. considérant que, selon l'article 18 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques de 1966, « Toute personne a droit à la liberté de pensée, de conscience et de religion; ce droit implique la liberté d'avoir ou d'adopter une religion ou une conviction de son choix, ainsi que la liberté de manifester sa religion ou sa conviction, individuellement ou en commun, tant en public qu'en privé, par le culte et l'accomplissement des rites, les pratiques et l'enseignement».