H. en S. B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekom
en op 4 april 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het is opgesteld vóór de wijziging ervan bij de wet van 8 mei 2014, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een discriminatie invoert tussen het minderjarig kind wiens afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de afstamming van moederszijde en dat, na het optreden van zijn ouders, de naam van zijn vade
r zal kunnen dragen middels ...[+++] een verklaring aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, en het meerderjarig kind dat die mogelijkheid niet geniet en eventueel ertoe gedwongen zou zijn een administratieve procedure voor de minister van Justitie in te stellen, zonder de zekerheid dat zij tot een goed einde wordt gebracht, met de kostprijs die zij met zich meebrengt, de verloren tijd en de mogelijke hinder van twee opeenvolgende naamsveranderingen ?H. et S. B., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 4 avril 2016, le Tribunal de première instance de Liège, division Liège, a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 335, § 3, du Code civil tel que rédigé avant sa modification par la loi du 8 mai 2014 viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il crée une discrimination entre l'enfant mineur dont la filiation paternelle est établie après la filiation maternelle qui, à l'intervention de ses parents, pourra porter
le nom de son père par le biais d'une déclaration à l'Officier de l'Etat civil et l'enfant majeur qui ne dispose pas de cette pos
...[+++]sibilité et serait éventuellement contraint d'introduire une procédure administrative devant le Ministre de la Justice sans la certitude qu'elle aboutisse avec le coût qu'elle entraîne, le temps perdu ainsi que les éventuels désagréments de deux changements de noms successifs ?