« De in het eerste lid genoemde personen worden evenwel niet gestraft indien zij, hetzij persoonlijke vaststellingen van feiten die doen veronderstellen dat een misdrijf bepaald in de artikelen 372 tot 377, 392 tot 405ter en 409 werd gepleegd op een minderjarige van minder dan veertien jaar, hetzij de vertrouwelijke mededelingen die hen, uit hoofde van hun beroep, zijn gedaan door een minderjarige die de leeftijd van veertien jaar niet heeft bereikt en het slachtoffer is van een van deze misdrijven, ter kennis brengen van de bevoegde diensten».
« Toutefois, les personnes énumérées à l'alinéa précédent n'encourent aucune peine lorsqu'elles portent à la connaissance des services compétents, soit la constatation personnelle de faits qui laissent supposer qu'une infraction prévue aux articles 372 à 377, 392 à 405ter et 409 a été commise sur un mineur de moins de quatorze ans, soit les confidences qu'elles ont reçues, dans l'exercice de leur profession, d'un mineur de moins de quatorze ans victime d'une de ces infractions».