52. merkt op dat stappen in de richting van een grotere deelname aan hoger onderwijs een goede zaak zijn, maar dat lidstaten ertoe moeten worden aangespoord een op werk gebaseerd leerlingstelsel te behouden en in te voeren; dringt er bij de lidstaten op aan consistent beleid uit te stippelen inzake stages door het bieden van minimumgaranties en een fatsoenlijke beloning, en de huidige trend waarbij banen in onbetaalde stages worden omgezet, een halt toe te roepen;
52. fait observer que, s'il est vrai que les efforts déployés pour accroître la participation à l'enseignement supérieur sont positifs, les États membres devraient être encouragés à maintenir et à instaurer des apprentissages en situation de travail; invite les États membres à élaborer des politiques cohérentes en matière de stages qui prévoient des garanties minimales et une rémunération correcte, et à lutter en outre contre la tendance actuelle à travestir des emplois en stages non rémunérés;