Art. 19. In het belang van de veiligheid van het luchtverkeer kan de Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal ofwel verbieden dat enig toestel of bepaalde toestellen in de door hem nader te bepalen gebieden vanop de grond worden opgelaten, ofwel de voorwaarden en hoogtebegrenzingen bepalen voor hun gebruik.
Art. 19. Le Ministre ou son délégué, le directeur général, peut, dans l'intérêt de la sécurité de la circulation aérienne, soit interdire dans les zones qu'il détermine le lancement depuis le sol de tous objets, ou de certains d'entre eux, soit fixer les conditions et les limites de leur altitude d'utilisation.