Dit houdt in dat er eerbied moet zijn voor het grondwettelijk hof als hoeder van het overwicht van de Grondwet en voor de onafhankelijkheid en stabiliteit van de justitiële instellingen waaronder het openbaar ministerie.
Cela passe par le respect constant du rôle dévolu à la Cour constitutionnelle de gardien de la primauté de la Constitution, et par l’indépendance et la stabilité des institutions judiciaires, et notamment du ministère public.