De Ministerraad voert aan dat de middelen aangevoerd tegen artikel 49, 6°, van de wet van 8 mei 2014 niet ontvankelijk zijn wegens laattijdigheid, omdat de principiële verplichting voor de strafuitvoeringskamers om te zetelen in de gevangenis voortvloeit uit eerdere wetgeving.
Le Conseil des ministres soutient que les moyens invoqués contre l'article 49, 6°, de la loi du 8 mai 2014 ne sont pas recevables pour raison de tardiveté, parce que l'obligation de principe, pour les chambres de l'application des peines, de siéger en prison, découle d'une législation antérieure.