Het Gerecht meende ook dat de beslissing van de Raad stoelde op een nationale schikking die verdachte leden van de Volksmujahedin beoogde en niet op de organisatie zelf en dat de Raad bijgevolg op zijn minst moest uitleggen waarom de daden die aan de leden worden toegeschreven, ook aan de organisatie werden toegeschreven.
Il a également considéré que la décision du Conseil se fondait sur une disposition nationale visant certains membres suspects de l'OMPI et non l'organisation elle-même et que le Conseil devait au moins expliquer en quoi les actes attribués aux membres pouvaient également l'être à l'organisation.