Artikel 38 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming bepaalt dat indien de persoon die wegens een als misdrijf gekwalificeerd feit voor de jeugdrechtbank is gebracht, op het tijdstip van het feit ouder dan zestien jaar was en de jeugdrechtbank een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding niet geschikt acht, zij de zaak bij een met redenen omklede beslissing uit handen kan geven en ze naar het openbaar ministerie kan verwijzen, met het oog op vervolging voor het gerecht bevoegd krachtens het gemeen recht als daartoe grond bestaat.
En vertu de l'article 38 de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, si la personne déférée au tribunal de la jeunesse en raison d'un fait qualifié d'infraction était âgée de plus de seize ans au moment de ce fait et que le tribunal de la jeunesse estime inadéquate une mesure de garde, de préservation ou d'éducation, il peut par décision motivée se dessaisir et renvoyer l'affaire au ministère public aux fins de poursuite devant la juridiction compétente en vertu du droit commun s'il y a lieu.