De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of er een discriminatie bestaat die zou voortvloeien uit een gecombineerde lezing van de in B.2 geciteerde bepalingen tussen, enerzijds, de partij die ten gronde in het ongelijk is gesteld en die recht heeft, indien zij erom verzoekt en mits zij voldoet aan de voorwaarden daartoe, op een vermindering of een ontstentenis van betaling van een rechtsplegingsvergoeding en, anderzijds, de partij die afstand doet van het geding en die, volgens de verwijzende rechter, geen aanspraak zou kunnen maken op zulk een recht.
Le juge a quo interroge la Cour sur l'existence de la discrimination qui résulterait d'une lecture combinée des dispositions citées en B.2 entre, d'une part, la partie qui succombe sur le fond et qui a droit, si elle le demande et si elle se trouve dans les conditions pour ce faire, à une diminution ou à une absence de paiement d'une indemnité de procédure et, d'autre part, la partie qui se désiste de l'instance et qui, d'après le juge a quo, ne pourrait revendiquer pareil droit.