« Schendt artikel 332, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre dat de vordering in vaderschapsbetwisting door de moeder dient te worden ingesteld binnen één jaar na de geboorte en door de echtgenoot eveneens binnen één jaar na de geboorte of na de ontdekkin
g ervan, terwijl de moeder steeds kennis heeft of kan hebben van de omstandigheden van de verwekking en de vordering tijdig kan inleiden, en de echtgenoot die wel kennis heeft van de geboorte doch geen kennis heeft van de omstandigheden van verwekking en pas nadat de termijn van één jaar is verstreken te weten komt of vermoedt dat zijn va
...[+++]derschap betwistbaar is de vordering niet tijdig kan inleiden ?« L'articl
e 332, alinéa 4, du Code civil viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en tant que l'action en contestation de paternité doit être intentée par la mère dans l'année de la naissance et par le mari également dans l'année de la naissance ou de la découverte de celle-ci, alors que la mère a ou peut toujours avoir connaissance des circonstances de la conception et peut intenter l'action dans les délais et que le mari qui a connaissance de la naissance mais qui n'a pas connaissance des circonstances de la conception et qui n'arrive à savoir ou qui ne présume que sa paternité est contestable qu'après venue à échéance du dé
...[+++]lai d'un an, ne peut intenter l'action dans les délais ?