Uit het onderzoek van de jurisprudentie kan eveneens worden afgeleid dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een groter belang hecht aan de noodzaak om het bestaan van een genetische of moederband te laten vaststellen wanneer zulks het kind ten goede komt dan wanneer zulks de vermoedelijke ouder ten goede komt.
On peut aussi déduire de cet examen de jurisprudence que la Cour européenne des droits de l'homme attache plus d'importance à la nécessité d'établir l'existence d'une relation génétique ou maternelle lorsqu'elle bénéficie à l'enfant que lorsqu'elle profite au parent supposé.