(45) De lidstaten moeten erop toezien dat doorgifte naar derde landen slechts plaatsvindt indien dit noodzakelijk is met het oog op de preventie, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen, en dat de voor de verwerking verantwoordelijke in het derde land of de internationale organisatie een autoriteit is die bevoegd is in de zin van deze richtlijn.
(45) Les États membres devraient veiller à ce qu'un transfert vers un pays tiers n'ait lieu que s'il est nécessaire à des fins de prévention et de détection des infractions pénales, d'enquêtes et de poursuites en la matière, ou d'exécution des sanctions pénales, et si le responsable du traitement dans le pays tiers ou dans l'organisation internationale est une autorité compétente au sens de la présente directive.