Samengevat is het onze overtuiging dat indien de werkgever na een overmachtssituatie in de theoretische mogelijkheid verkeert het bedrijf opnieuw op te starten en hij niettemin, met een beroep op artikel 32, 5º, van de wet op de arbeidsovereenkomsten, de arbeidsovereenkomst(en) van een of meer personeelsleden beëindigt, het einde van die arbeidsovereenkomst(en) niet wordt veroorzaakt door overmacht, maar door een eigen beslissing van de werkgever met alle gevolgen vandien, zoals bijvoorbeeld het betalen van opzeggingsvergoedingen wegens eenzijdige contractbreuk of het eventueel uitbetalen van sluitingspremies.
En résumé, nous avons la conviction que lorsqu'un employeur a la possibilité théorique, après un cas de force majeure, de relancer son entreprise et qu'il met néanmoins fin au contrat d'un ou de plusieurs membres du personnel en invoquant l'article 32, 5º, de la loi relative aux contrats de travail, ces contrats prennent fin non pas par la force majeure, mais par une décision personnelle de l'employeur, ce qui entraîne pour celui-ci certaines obligations, comme celle de verser des indemnités de congé en raison d'une rupture unilatérale du contrat ou de payer éventuellement des primes à la fermeture.