Aangezien de bij het in het geding zijnde artikel 23 ingevoerde vervallenverklaring van de nationaliteit een maatregel is van burgerlijke aard, onafhankelijk van elke strafrechtelijke vervolging, en te dezen wordt beoordeeld door het hof van beroep dat zitting houdt in burgerlijke zaken, dient de prejudiciële vraag niet te worden onderzocht in zoverre daarin een schending van artikel 2.1 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens wordt aangevoerd.
Dès lors que la déchéance de nationalité instaurée par l'article 23 en cause est une mesure de nature civile, indépendante de toute poursuite répressive, et appréciée en l'espèce par la cour d'appel siégeant en matière civile, la question préjudicielle ne doit pas être examinée en ce qu'elle invoque une violation de l'article 2.1 du Protocole additionnel n° 7 à la Convention européenne des droits de l'homme.