3. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de autoriteit die voor de onder deze titel vallende aangelegenheden bevoegd is niet de voor het toezicht op kredietinstellingen bevoegde autoriteit is , deze autoriteiten nauw samenwerken, zodat zij hun respectieve taken effectief kunnen uitvoeren.
3. Lorsque l'autorité compétente pour les questions couvertes par le présent titre n'est pas l'autorité compétente chargée de la surveillance des établissements de crédit, les États membres veillent à ce que ces autorités coopèrent étroitement, de façon à s'acquitter efficacement de leurs missions respectives.