Art. 4. Het bewijs van kennis van het Nederlands wordt vereist bij benoeming of bevordering, zowel in statutair als in contractueel verband, als de kennis niet bewezen wordt aan de hand van de vereiste diploma's en studiegetuigschriften, vermeld in artikel 15, § 1, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.
Art. 4. La preuve de la connaissance du néerlandais est requise lors d'une nomination ou promotion, tant sous les liens d'un statut ou d'un contrat, si la connaissance n'est pas prouvée au moyen des diplômes et titres requis visés à l'article 15, § 1, alinéa trois, des lois sur l'emploi des langues en matière administrative, coordonnées le 18 juillet 1966.