De parlementaire voorbereiding van de wet van 4 september 1891 geeft aan dat
de eenparigheid van stemmen, die ze voortaan oplegt om
de in eerste aanleg uitgesproken straf te verzwaren, bedoeld is als compensatie voor d
e vermindering, van vijf tot drie, van het aantal raadsheren waaruit de correctionele kamers van de hoven van beroep zijn samengesteld; aldus is opgemerkt (Parl. St., Senaat, 1890-1891, verslag v
...[+++]an de Commissie voor de Justitie, nr. 97, pp. 3 en 4) :
Les travaux préparatoires de la loi du 4 septembre 1891 indiquent que l'unanimité qu'elle impose désormais, pour aggraver la peine prononcée en première instance, visait à compenser la réduction, de cinq à trois, du nombre des conseillers composant les chambres correctionnelles des cours d'appel; ainsi a-t-il été relevé (Doc. parl., Sénat, 1890-1891, rapport de la Commission de la justice, n° 97, pp. 3 et 4) que :