In dezelfde parlementaire voorbereiding wordt verder gepreciseerd dat de behoefte aan stortplaatsen op negen miljoen kubieke meter wordt geraamd voor de periode 2003 tot 2008 en op ongeveer achthonderdduizend kubieke meter per jaar vanaf 2008, terwijl de bestaande capaciteit van de stortplaatsen minder dan acht miljoen kubieke meter bedraagt en dat « elke beslissing in verband met de stortplaatsen geen kortetermijnbeslissing mag zijn om reden van de zeer lange termijnen en de enorme moeilijkheden op het vlak van de besluitvorming in de sector van de centra voor technische ingraving » (ibid., p. 7).
Les mêmes travaux préparatoires précisent encore que les besoins en décharge sont estimés à neuf millions de mètres cubes pour la période de 2003 à 2008, et à environ huit cents mille mètres cubes par an à partir de 2008 alors que les capacités des décharges existantes étaient de moins de huit millions de mètres cubes et que « toute décision relative aux décharges ne peut s'inscrire dans le court terme en raison des délais très longs et des difficultés majeures de la prise de décision dans le secteur des centres d'enfouissement technique » (ibid., p. 7).