7. constateert met grote bezorgdheid dat de bevinding van de Commissie dat de termijn van 90 dagen voor de afhandeling van verzoeken om bewijsverkrijging, zoals vastgelegd in artikel 10, lid 1 van de verordening, "in talrijke gevallen" wordt overschreden en dat "in sommige gevallen [.] de uitvoeringstermijn zelfs m
eer dan zes maanden bedraagt"; verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk concrete voorstellen voor maatregelen in te dienen om dit probleem te verhelpen, waarbij ook de mogelijkheid van een meldpunt of contactpersoon binnen het
Europees Justitieel Netwerk in overwe ...[+++]ging moet worden genomen;
7. prend acte, avec une extrême préoccupation, du constat de la Commission selon lequel le délai de 90 jours prévu à l'article 10, paragraphe 1, du règlement pour l'exécution des demandes d'obtention de preuves n'est pas respecté "dans un grand nombre de cas" et, "dans certains cas même, un délai supérieur à 6 mois a été nécessaire"; demande à la Commission de soumettre le plus rapidement possible des propositions de mesures concrètes afin de remédier à ce problème, en envisageant notamment la possibilité de mettre en place une instance chargée d'examiner les plaintes ou un point de contact au sein du réseau judiciaire européen;