De verwijzende rechter vraagt het Hof of de artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna : « de Vreemdelingenwet ») de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schende
n, « in zoverre zij niet erin voorzien dat de vreemdeling die een gezinshereniging aanvraagt met een echtgenoot die een Belgisch of Europees onderdaan is, tot het verblijf moet worden toegelaten wanneer zijn aanvraag na het verstrijken van een bepaalde termijn niet is beantwoord, terwijl de vreemdeling die een gezinshereniging met een tot het verblijf in Belg
...[+++]ië toegelaten niet-EG-onderdaan aanvraagt, met toepassing van artikel 12bis (§ 2, derde, vierde en vijfde lid; § 3, derde en vierde lid; § 4, derde lid) van diezelfde wet, bij ontstentenis van antwoord na het verstrijken van een termijn van negen maanden, eventueel verlengd, die volgt op de datum waarop zijn aanvraag is ingediend, wel tot dat verblijf wordt toegelaten ».Le juge a quo demande si les articles 40 à 47 de la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers (ci-après : « la loi relative aux étrangers ») violent les articles 10 et 11 de la Constitution, «
en ce qu'ils ne prévoient pas que l'étranger demandeur d'un regroupement familial avec un conjoint ressortissant belge ou communautaire doit être admis au séjour dès lors qu'aucune réponse n'a été apportée à sa demande, à l'expiration d'un délai déterminé, alors qu'en application de l'article 12bis (§ 2, alinéas 3, 4 et 5; § 3, alinéas 3 et 4; § 4, alinéa 3) de cette même loi, l'é
...[+++]tranger demandeur d'un regroupement familial avec un ressortissant non CE admis à séjourner en Belgique, se voit quant à lui reconnaître, à défaut de réponse à l'expiration d'un délai de neuf mois éventuellement prolongé, suivant la date du dépôt de sa demande, une telle admission au séjour ».