Met uitzondering van de voorwaardelijke invrijheidstelling, actueel geregeld door de wetten van 5 maart 1998 en 18 maart 1998, en de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen, geregeld door het artikel 96, tweede lid, van het koninklijk besluit van 21 mei 1965, wordt geen enkele andere bestaande vorm van strafuitvoeringsmodaliteit geregeld door een wet of zelfs niet bij koninklijk besluit.
À l'exception de la libération conditionnelle, réglée actuellement par les lois des 5 mars 1998 et 18 mars 1998, et de la libération provisoire pour raisons médicales, réglée par l'article 96, alinéa 2, de l'arrêté royal du 21 mai 1965, aucune autre forme existante de modalité d'exécution de la peine n'est réglée par une loi ou même un arrêté royal.