Mochten rechtsbepalingen de vrijheid van mening, de vrijheid van gedachte, de gewetensvrijheid en de godsdienstvrijheid beperken op een wijze die onverenigbaar is met artikel 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 19 van de Grondwet, dan zou de voorliggende bepaling niet geïnterpreteerd mogen worden als een machtiging om zulke rechtsbepalingen te laten gelden.
S'il devait advenir qu'une législation limite la liberté d'opinion, de pensée, de conscience et de religion de manière incompatible avec l'article 9 de la Convention européenne des droits de l'homme, l'article 18 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques et l'article 19 de la Constitution, la disposition à l'examen ne saurait être interprétée comme autorisant pareille législation à s'appliquer.