« Schenden artikel 322, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de verhinderde kamervoorzitter van de arbeidsrechtbank wordt vervangen door de voorzitter van de rechtbank of door de rechter die hij aanwijst, door een toegevoegd rechter of een plaatsvervangend rechter, en de artikelen 190 en 192 van het Gerechtelijk Wetboek, die voorzien in verscheidene voorwaarden voor de benoeming tot werkend rechter of tot plaatsvervangend rechter, in zoverre, om tot rechter in de arbeidsrechtbank te worden benoemd, de kandidaat doctor of licentiaat in de rechten moet zijn en voor het bij artikel 259bis-9, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid moet zijn geslaagd alsook een ononderbroken
beroepserv ...[+++]aring van tien jaar als advocaat moet aantonen of de bij artikel 259octies van het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven gerechtelijke stage moet hebben doorgemaakt, en om tot plaatsvervangend rechter in de arbeidsrechtbank te worden benoemd, de kandidaat doctor of licentiaat in de rechten moet zijn en gedurende ten minste vijf jaar bepaalde juridische beroepen moet hebben uitgeoefend, de gelijkheid van de inwoners van het Koninkrijk België, waarin is voorzien in titel II van de Grondwet (' De Belgen en hun rechten '), te weten in de artikelen 10 en 11 ervan, gelet op de verschillende voorwaarden voor de benoeming van een werkend rechter en van een plaatsvervangend rechter, aangezien de rechtzoekende het risico loopt dat zijn zaak wordt beslecht door een kamer van de arbeidsrechtbank die wordt voorgezeten door een plaatsvervangend rechter, die niet het bewijs moet hebben geleverd van de bekwaamheden en beroepservaring die een (werkend) rechter wel moet bezitten ?« L'article 322, alinéa 2, du Code judiciaire, qui dispose que le président de chambre empêché du tribunal du travail est remplacé par le président du tribunal ou par le juge qu'il désigne, par un juge de complément ou par un juge suppléant, et les articles 190 et 192 du Code judiciaire, qui prévoient des conditions différentes pour la nomination d'un juge effectif et pour celle d'un juge suppléant, en ce que, pour être nommé juge au tribunal du t
ravail, le candidat doit être docteur ou licencié en droit, avoir réussi l'examen d'aptitude professionnelle prévu par l'article 259bis-9, § 1, du Code judiciaire et justifier d'une expérience p
...[+++]rofessionnelle ininterrompue de dix ans en tant qu'avocat ou avoir suivi le stage judiciaire prévu par l'article 259octies du Code judiciaire, et que, pour être nommé juge suppléant au tribunal du travail, le candidat doit être docteur ou licencié en droit et avoir exercé pendant au moins cinq ans des professions juridiques déterminées, violent-ils l'égalité des habitants du Royaume de Belgique, inscrite au titre II de la Constitution (' Des Belges et de leurs droits '), à savoir dans les articles 10 et 11 de celle-ci, eu égard aux conditions de nomination différentes pour un juge effectif et pour un juge suppléant, étant donné que le justiciable court le risque que sa cause soit tranchée par une chambre du tribunal du travail qui est présidée par un juge suppléant, lequel n'a pas dû apporter la preuve des aptitudes et de l'expérience professionnelle dont un juge (effectif) doit quant à lui disposer ?