Op de ambtenaar die geen of geen recht meer heeft door het enkel feit dat hij afziet van de uitkeringen omdat deze overeenkomstig de koninklijke besluiten nrs. 415, 416 en 418 van 16 juli 1986 niet verenigbaar zijn met het genot van een pensioen of dat hij het recht verloren heeft omdat hij de termijn van 12 maanden zelfstandige activiteit voorzien in artikel 23 overschreden heeft, is nochtans hetzelfde statuut van toepassing als datgene dat geldt voor de ambtenaar in loopbaanonderbreking met onderbrekingsuitkeringen.
A l'agent qui n'a pas ou plus droit aux allocations d'interruption par le seul fait qu'il a renoncé aux allocations parce que, conformément aux dispositions des arrêtés royaux n°s 415, 416 et 418 du 16 juillet 1986, ou parce qu'il a perdu le droit aux allocations d'interruption parce qu'il a dépassé le délai de 12 mois d'activité indépendante prévu à l'article 23, s'applique toutefois le même statut que celui qui est d'application à l'agent en interruption de carrière et bénéficiant d'allocations d'interruption.