Onverminderd de rechten van derden, is de notaris ertoe gehouden, wanneer de in artikel 24 bedoelde akte verleden is, behoudens toepassing van de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek, de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingschuldige, uiterlijk de achtste werkdag die volgt op het verlijden van de akte, aan de aan de in artikel 25 bedoelde ambtenaar over te maken tot beloop van het bedrag van de gewestbelastingen en bijbehoren waarvan hem overeenkomstig artikel 25 kennis werd gegeven.
Sans préjudice des droits des tiers, le notaire est tenu, lorsque l'acte visé à l'article 24 est passé, sous réserve de l'application des articles 1639 à 1654 du Code judiciaire, de verser les sommes et valeurs qu'il détient en vertu de l'acte pour le compte ou au profit du redevable, au plus tard le huitième jour ouvrable suivant la passation de l'acte, au fonctionnaire visé à l'article 25, à concurrence des taxes régionales et accessoires qui lui ont été notifiés en exécution de l'article 25.