Z
oals vermeld in een omzendbrief van mijn departement van 27 april 1954 gericht aan de provinciegouverneurs, heeft de wetgever van 1921, door de uitoefening van een mandaat van provincieraadslid onverenigbaar te verklaren met elke functie of betrekking in het gemeentebestuur, willen verhinderen dat de personeelsleden die ondergeschikt zijn aan de gemeenteadministrateurs, machts- en gezagsinterventies uito
efenen door zich te beroepen op hun mandaat van provincieraadslid (verslag van de Commissie tot herziening van de provinciekieswet,
...[+++]Handelingen van de Kamer, zitting 1920-1921, nr. 314, blz. 14).
Comme le rappelle une circulaire de mon département du 27 avril 1954 adressée aux gouverneurs de province, le législateur de 1921, en déclarant incompatible l'exercice d'un mandat de conseiller provincial avec toute fonction ou emploi dans l'administration communale, a voulu empêcher que les agents subordonnés aux administrateurs de la commune ne se livrent à des interventions d'autorité et d'influence en se prévalant de leur mandat de conseiller provincial (rapport de la Commission de révision de la loi électorale provinciale, Annales de la Chambre, session 1920-1921, no 314, p. 14).