Art. 4. Het artikel 3/1, § 4, wordt als volgt aangevuld : « c) in geval van afwezigheid, verlof of verhindering van de leidend ambtenaar van het Instituut, van de adjunct-leidend ambtenaar van het Instituut en van de directeur-hoofd van de dienst die de inspectie en de bodem onder zijn bevoegdheden heeft, door een andere directeur-hoofd van de dienst aangewezen door één van deze drie ambtenaren».
Art. 4. L'article 3/1, § 4, est complété comme suit : « c) en cas d'absence, de congé ou d'empêchement du fonctionnaire dirigeant de l'Institut, du fonctionnaire dirigeant adjoint et du directeur-chef de service ayant l'inspectorat et les sols dans ses attributions, par un autre directeur-chef de service désigné par l'une de ces trois autorités».