3. Ingeval een in lid 2, onder c), vallend financieel instrument een component in de vorm van een besloten derivaat zoals bedoeld in artikel 10 van de onderhavige richtlijn bevat, zijn de voorschriften van artikel 21 van Richtlijn 85/611/EEG op deze component van toepassing.
3. Lorsqu’un instrument financier relevant du paragraphe 2, point c), comporte un instrument dérivé visé à l’article 10 de la présente directive, les exigences de l’article 21 de la directive 85/611/CEE s’appliquent à cet instrument dérivé.