Zoals in B.22.2 is uiteengezet, kan een maatregel
van positieve actie slechts worden uitgevoerd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan : (1) er
moet een kennelijke ongelijkheid zijn, (2) het verdwijnen van die ongelijkheid moet als een te bevorderen doelstelling worden aangewezen, (3) de maatregel van positieve actie moet van tijdelijke aard zijn en van die aard dat hij verdwijnt zodra de beoogde doelstelling is bereikt en (4) de maatregel van positieve actie mag de rechten van derden niet onnodig beperken (artikel 10, § 2, va
...[+++]n de Antiracismewet, artikel 10, § 2, van de Algemene Antidiscriminatiewet en artikel 16, § 2, van de Genderwet).
Ainsi qu'il a été exposé en B.22.2, une mesure d'action positive ne peut être mise en oeuvre que moyennant le respect des conditions suivantes : (1) il doit exister une inégalité manifeste, (2) la disparition de cette inégalité doit être désignée comme un objectif à promouvoir, (3) la mesure d'action positive doit être de nature temporaire, étant de nature à disparaître dès que l'objectif visé est atteint et (4) la mesure d'action positive ne doit pas restreindre inutilement les droits d'autrui (article 10, § 2, de la loi anti-racisme, article 10, § 2, de la loi générale anti-discrimination et article 16, § 2, de la loi « genre »).