3. wijst er met nadruk op dat er nog steeds sprake is van sociaal-economische ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Europese Unie: de gemiddelde arbeidsparticipatie van vrouwen is 18% lager dan die van mannen, er is sprake van segregatie op de arbeidsmarkt, de lonen van vrouwen zijn gemiddeld 24% lager en vrouwen zijn oververtegenwoordigd in deeltijdbanen en moeilijke en laaggekwalificeerde beroepen; vreest dat deze ongelijkheid zonder bijkomende maatregelen na de uitbreiding slechts zal worden geaccentueerd;
3. souligne les inégalités socio-économiques qui persistent entre hommes et femmes dans l'Union européenne: taux d'emploi moyen des femmes de 18% en dessous du taux masculin, ségrégation sur le marché du travail, écart salarial moyen de 24%; sur- représentation des femmes dans les postes à temps partiel, précaires et de faible qualification et craint qu'en l'absence de nouvelles mesures, ce cadre de disparités ne s'accentue suite à l'élargissement;