Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aanvaardt dat « dwingende redenen de weigering van de toegang tot een advocaat uitzonderlijk kunnen verantwoorden », waarbij het preciseert dat een dergelijke beperking, ongeacht de verantwoording ervoor, niet op ongeoorloofde wijze afbreuk mag doen aan de rechten die voor de persoon die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, voortvloeien uit artikel 6 van het Verdrag (EHRM, 27 november 2008, Salduz t. Turkije, § 55).
La Cour européenne des droits de l'homme admet que « des raisons impérieuses peuvent exceptionnellement justifier le refus de l'accès à un avocat », tout en précisant que pareille restriction, quelle que soit sa justification, ne doit pas indûment préjudicier aux droits découlant pour l'accusé de l'article 6 de la Convention (CEDH, 27 novembre 2008, Salduz c. Turquie, § 55).