Deze bepaling verzoent de vereisten van rechtszekerheid (de overheid mag niet te lang in het ongewisse worden gelaten over het lot van haar beslissingen) met deze van tegenspraak en het recht van de betrokkene om overmacht of een onoverwinnelijke dwaling in te roepen: de strengheid van de procedurewet kan immers worden gemilderd in geval van overmacht (3) of onoverwinnelijke dwaling.
La disposition proposée concilie les exigences de sécurité juridique (l'autorité ne peut être laissée trop longtemps dans l'incertitude quant au sort réservé à ses décisions) avec celles du débat contradictoire et le droit de la personne concernée d'invoquer la force majeure ou l'erreur invincible : en effet, la rigueur de la loi de procédure peut être tempérée en cas de force majeure (3) ou d'erreur invincible.