Het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre artikel 6, § 3, derde lid, van de wet tot invoeging van een procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken de beklaagde niet in staat zou stellen verzet te doen tegen een bij verstek gewezen vonnis, terwijl de andere rechtzoekenden over dat recht beschikken, met toepassing van de artikelen 187 en 208 van het Wetboek van Strafvordering.
Le deuxième moyen est pris de la violation de l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que l'article 6, § 3, alinéa 3, de la loi instaurant une procédure de comparution immédiate en matière pénale ne permettrait pas au prévenu de faire opposition contre un jugement rendu par défaut, tandis que les autres justiciables disposent de ce droit, en application des articles 187 et 208 du Code d'instruction criminelle.