In een Cassatie-arrest van 13 mei 1996 en 18 november 1996 bevestigde het Hof van Cassatie deze theorie : « De overheidsmaatregel (le fait du Prince) werkt, als vreemde oorzaak, bevrijdend, wanneer hij een onoverkomelijke hindernis vormt voor de uitvoering van de verbintenis en de schuldenaar geen fout heeft begaan bij het ontstaan van de omstandigheden die de hindernis tot gevolg hadden (artikelen 1147 en 1148 van het Burgerlijk Wetboek) » (18) .
Dans un arrêt de cassation du 13 mai 1996 et du 18 novembre 1996, la Cour de cassation a confirmé cette théorie: « Le fait du Prince est, à titre de cause étrangère, libératoire, lorsqu'il constitue un obstacle insurmontable à l'exécution de l'obligation et qu'aucune faute du débiteur n'est intervenue dans la genèse des circonstances réalisant cet obstacle (articles 1147 et 1148 du Code civil) » (18) .